Maarten Ploeg gaf kleur aan de jaren tachtig
Recensie Tentoonstelling
In het Haagse Kunstmuseum komen de jaren tachtig tot leven in het werk van Maarten Ploeg: multitalent, kunstschilder, artiest. Hij was toen al bezig met digitale technieken.
Het moet schrikken zijn geweest voor de voorbijgangers toen er in 1977 een bom lag bij de Sint-Bavokerk in Haarlem. Er stond een bord bij met de tekst ‘Wij zullen doorgaan’ erop. De bom was nep, en bestond uit een wekker en een strijkijzer in een schoenendoos. Dus het ding veroorzaakte naast een hoop onrust geen schade.
Daders waren de toen 19-jarige Maarten van der Ploeg samen met zijn schoolvriend Peter van de Klashorst. Hoewel het geïnspireerd was op de acties van de Rote Armee Fraktion in die tijd, was het voor hen beiden vooral een kunstenaarsstatement. Want ze gingen door in de kunst.
De Nieuwe Wilden
Van de Klashorst en Van der Ploeg zouden de tussenvoegsels van hun achternaam voortaan weglaten. Samen kwamen Ploeg en Klashorst terecht op de kunstacademie, ze noemden zich ‘De Nieuwe Wilden’. Ze maakten muziek en videoclips, beiden zouden uitgroeien tot kunstenaars van naam.
Klashorst is blijven schilderen en woont tegenwoordig in Azië. Maarten Ploeg schilderde, maakte films en werd pionier op het gebied van computerkunst. Hij overleed in 2004, 45 jaar oud. In 2018 maakten vrienden en collega-kunstenaars na een crowdfundingsactie een indrukwekkend rijk geïllustreerd boek over zijn levenswerk, nu is er in het Kunstmuseum in Den Haag ook een tentoonstelling.
Die tentoonstelling is voor het multitalent dat Ploeg was, en het leven dat hij in de kunstwereld wist te brengen, wat aan de stille kant. Er hangen vooral schilderijen, er zijn slechts twee kleine zalen gewijd aan de muziek en computerkunst.
Strips
De eerste schilderijen uit begin jaren tachtig, spreken wel meteen duidelijke taal: meestal gebruikt Ploeg maar een paar kleuren, de invloed van de strips die hij als tiener al tekende is duidelijk te zien. Gezichten opgebouwd uit een vierkant of een cirkel, met een treffende gezichtsuitdrukking in een paar strepen: het was een methode die hij altijd zou blijven gebruiken.
Met de hoesjes voor de platen en singles die hij met zijn verschillende bands uitbracht, komt er iets meer vaart. Sommige zijn minimalistisch in één kleur met de titel erop – voor de band Astral Bodies maakte hij Who cares (wie kan het iets schelen) of It can happen to you (het kan jou overkomen). Je zit meteen in de doemdenkerssfeer van die tijd. Maar tegelijk zijn de kleuren en vormen zo gevarieerd dat je automatisch benieuwd raakt naar de bijbehorende muziek.
Helaas zijn er maar een paar nummers in de tentoonstelling te beluisteren, en dan ook nog met maximaal twee personen tegelijk voor een televisiescherm.
Op dat scherm gebeurt wel van alles. Eerst bij een oude clip van newwaveband Soviet Sex, opgericht door Maarten Ploeg, zijn broer Rogier en Peter Klashorst – Ellen ten Damme zou pas in 1996 aansluiten voor een heropleving van de band. Het nummer Dans & vecht heeft wat puberale elementen in de clip – er wordt gewaarschuwd voor ‘seksueel expliciet beeldmateriaal’ – maar het dwingende ritme stampt ook veertig jaar later nog overtuigend door de koptelefoon.
Uit het boek blijkt dat dit principieel het laatste nummer was van een optreden van de band. ‘Dat nummer is het orgasme van een optreden, dan slaan alle stoppen door, dan kunnen we niet verder’, vertelden de bandleden in 1982 aan Het Parool.
Mick Jagger-mimiek
De clips van het later opgerichte Blue Murder zijn juist verrassend lichtvoetig en creatief. Bij het nummer Talk Talk Talk (ook online te bekijken) gebruikten de bandleden zelfgemaakte kartonnen versterkers en instrumenten, Ploeg houdt met een Mick Jagger-mimiek en stevig Nederlands accent de aandacht van de kijker meesterlijk vast. Ook de andere clips zijn fris, grappig en sfeervol. Een van de geheimen was dat Ploeg en zijn vrienden de clips maakten op film, en niet op het nieuwe materiaal, de video.
Dat wilde niet zeggen dat Ploeg tegen nieuwe snufjes was, integendeel. Als een van de eersten wist hij de Amiga-computer, die in 1987 op de markt kwam, samen met kunstenaar Peter Mertens te gebruiken voor het maken van composities van bewegende kleurenvlakken en strepen. Het beeldscherm kon maar 32 kleuren tegelijk tonen, maar met behulp van programmeerkunst en muziek maakten ze er spectaculaire beelden mee.
Het waren vaak licht psychedelische films, die Ploeg ook vertoonde op de lokale Amsterdamse televisiezender Salto als Park 4DTV – als vierdimensionale televisie dus. Doordat de beelden in de tentoonstelling geprojecteerd worden met een moderne beamer gaat een deel van de Amiga-magie verloren. Voor een jongere generatie is het moeilijk te begrijpen wat hier zo revolutionair aan was. Ook jammer is dat alle computerkunst in één presentatie van een uur is samengebracht, in plaats van meerdere ouderwetse schermen neer te zetten.
Pixel
Het intrigerende van de tentoonstelling in Den Haag is vooral dat je ziet hoe de pixel ook een weg vindt in de schilderijen van Ploeg. De verbinding met het werk van Piet Mondriaan behoeft geen uitleg bij het zien van de werken. Die bestaan weliswaar ook uit bijvoorbeeld enkel zwarte en witte blokjes tegen een gele achtergrond (Ploeg noemt die ‘Taxi’), maar hebben tegelijk een heel eigen opgeruimde sfeer en lading.
‘Onvermoeibaar’ stoomde Ploeg door naar een toekomst als beeldend kunstenaar, aldus een van zijn vrienden in het prachtige boek. De grootste onvermijdbare vraag die opkomt is hoe Ploeg door was gegaan en om was gegaan met de nieuwe media als hij niet te vroeg aan kanker was overleden.
★★★
De tentoonstelling Maarten Ploeg is te zien t/m 11 juni.
Het boek Ploeg + Werk is te koop voor 39,90 euro.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.